Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen klom Jonathan op zijn handen en op zijn voeten, en zijn wapendrager hem na; en [24]zij vielen voor Jonathans aangezicht, en [25]zijn wapendrager doodde ze achter hem. 24. Te weten, zijn vijanden, die hij versloeg. 25. Hebbende nu een zwaard en wapen gekregen van een der verslagenen; want tevoren hadden Saul en Jonathan alleen zwaarden, gelijk hfdst.13 vs.22 staat.